Eucharistieviering 20-3-2020

Voorganger: Gerard Noom

Hagunnankoor

3e ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

EERSTE LEZING  Ex., 3, 1-8a. 13-15

Uit het boek Exodus

In die dagen hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoe­ken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt? De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: “Mozes.” “Hier ben ik”, antwoordde hij. Toen sprak de Heer: “Kom niet dichterbij, doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond.” En Hij vervolgde: “Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.” Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. De Heer sprak: “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte.” Maar Mozes sprak opnieuw tot God. Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden?” Toen sprak God tot Mozes: “Ik ben die is.” En ook: “Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij die is, zendt mij tot u.” Bovendien zei God tot Mozes: “Dit moet ge de Israëlieten zeggen: De Heer de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door.”

EVANGELIE        Lc., 13, 1-9

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas

In die tijd waren er bij Jezus enkele mensen die Hem vertelden wat er gebeurd was met de Galileeërs, van wie Pilatus het bloed met dat van hun offerdieren had vermengd. Daarop zei Jezus: “Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen deze mensen zondaars waren, omdat zij dat lot ondergaan hebben? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen. Of die achttien die gedood werden doordat de toren bij de Siloam op hen viel:

 denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.” Toen vertelde Hij de volgende gelijkenis: “Iemand had een vijgeboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets. Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgeboom vruchten zoeken maar ik vind er geen. Hak hem om! Waartoe put hij nog de grond uit? Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen. Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.”

Dit bericht is geplaatst in Vieringen. Bookmark de permalink.